4 december.
Klik hier voor
inleiding heiligen met relikwie‘n, biecht, aflaat, chrisma, era of
tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
4 december
of 30 juli, H. Petrus Chrysologus, Grieks petra: ÔrotsÕ, als symbool van vastheid of
betrouwbaarheid, vgl., Frans pierre: steen en Pierre.
Hij is
geboren te Forum Cornelii bij Imola rond 380. Hij was diaken toen paus Sixtus
III hem tot bisschop van Ravenna benoemde. Na de verheffing van Ravenna tot
aartsbisdom werd hij automatisch aartsbisschop. Petrus was een vertrouweling
van paus Leo de Grote. Van zijn werken zijn vooral zijn preken bewaard
gebleven. Aan zijn prediking dankt hij ook zijn bijnaam Chrysologus
(Grieks voor met het gulden woord) en liet een groot aantal preken na,
sermoenen. Hij was aanwezig bij de begrafenis van de heilige Germanus van
Auxerre in 450. Hij bestreed de ketter Eutychus van Constantinopel. Zelf
overleed hij op II juli 450 te Imola.
Hij
wordt afgebeeld als bisschop en werd in 172 tot kerkleraar uitgeroepen en wordt
zo voorgesteld met boek en ganzenveer. Verder met een hond en een schaal in de
hand, dat naar de gouden schaal die hij vlak voor zijn dood offerde op het altaar
van H. Cassianus van Imola om een goede dood te krijgen. De schaal wordt nog
steeds daar gebruikt omdat het water ervan hondsdolheid geneest. Aangeroepen
tegen hondsdolheid en koorts.
4 december, St. Barbara:
verwant met
oud-Indisch barabara: ÔstamelendÕ, vandaar in het Grieks: Ôgeen GriekenÕ,
onverstaanbaar of barbaren, vgl. de Berbers.
Barbara
was martelares rond 306 te Nicodemi‘ in Klein-Azi‘. Titelheilige van de
kathedraal en bijpatrones van de stad Breda, verder Rotterdam.
Ze is een van de 14 noodhelpers.
Door de Bollandisten werd deze heilige niet erkend en vandaar dat de kerk haar
sinds 1969 uit de liturgische kalender geschrapt heeft.
Haar vader, Dioscorus, een rijk
koopman in Nicodemi‘ (Turkije) en
was een van die heidenen die met een vurige haat vervuld was tegen het
christendom. Het meisje was een schoonheid en de trots van de vader, hij
droomde van een rijke en machtige vrijer. Hij wist niet dat ze heimelijk het
christelijke geloof aanhing. Dioscorus werd naar Rome ontbonden, naar de
keizer. Tijdens zijn reis vroeg een vorst om Barbara, maar die vroeg bedenktijd
tot haar vader terug was. Die kreeg echter de gedachte dat zijn dochter liever
en arme en onwaardige man wilde. Dat ze hem zou vergeten liet hij een toren
bouwen of uit vrees dat zijn dochter ook maar enigszins onder invloed van dat
verfoeilijke geloof zou komen liet hij een toren bouwen als woning voor zijn
kind. In haar eenzaamheid bestudeerde zij verschillende wetenschappen en kwam
er toe met de heidense afgodendienst niet langer vrede te hebben. Dan liet ze
ook een derde venster maken en zette een kruis op de muur. Ze was nog niet
gedoopt. Daar verscheen op een goede dag Johannes de Doper en zei: ÔOmdat je nog
niet gedoopt bent kan je de volle genade van God nog niet ontvangenÕ. Barbara
vroeg haar bewaker, een man die ze bekeerd had, een priester te brengen. Ze
ontving het Doopsel, men wil dat het Origenes was, die haar het eerste
sacrament toediende.
Al gauw kwam Dioscorus weer
terug van een reis. Hij zag de verandering van de toren, hield het voor een
aardigheidje. Toen ze de huwbare leeftijd had bereikt kwam haar vader haar
meedelen dat hij haar uitgehuwelijkt had aan een rijke, heidense man. Hierop
verklaarde zij dat ze dat niet kon toestaan omdat ze christen was geworden en
haar maagdelijkheid aan de Heiland had verpand. In dit ogenblik veranderde de
liefde tot zijn dochter in een verschrikkelijke haat. Woedend schoot de vader
op zijn kind toe en had haar gedood als ze niet op wonderlijke wijze ontrukt
werd. Een engel redde het meisje en bracht haar in een hol bij een naburig
woud. Dienaars met fakkels zetten haar achterna, maar zie, daar zag de
vluchtende zich opeens geplaatst voor een reusachtig rotsgevaarte waarin door
een wonder, eensklaps een opening ontstond. Nauwelijks was ze hierin gevlucht
of dicht struikgewas groeide op wonderdadige manier snel op om de toegang voor
de achtervolgers onmogelijk te maken. Een herder wijst Dioscorus de plaats waar
zijn dochter zich bevindt. God strafte de herder en veranderde hem in een zuil
en zijn dier in een sprinkhaan. Als zij haar vader ziet naderen treedt ze hem
tegemoet en werpt zich aan zijn voeten neer. Dit mocht hem niet tot bedaren
brengen. De woesteling grijpt haar bij de haren en sleept haar langs distels en
doornen, over ruwe rotsen naar huis en laat haar in boeien slaan. Als het
beklagenswaardige meisje zich door niets van haar voornemen laat afbrengen,
klaagt Dioscorus zijn kind bij de landvoogd Marcianus aan. Die had medelijden
met de ongelukkige en heeft tegelijkertijd eerbied voor haar standvastigheid.
Hij hoopte dat ze bij het zien van de martelwerktuigen, die haar lijden
volkomen zouden maken, althans tot inkeer zou komen Toen ze evenwel steeds standvastiger
werd ontstak hij in toorn en liet haar geselen, waarna haar wonden
opengescheurd en met zout werden ingewreven en zij tenslotte in een vunzige
kerker op glasscherven werd neergelegd. Ôs Nachts verscheen haar de Heer die al
haar wonden genas. De landvoogd schreef de wonderdadige genezing toe aan de
macht en de goedheid van de heidense goden, wat de martelares fier tegensprak.
ÒKunnen jullie goden me helen? Het zijn toch maar levenloze stenen beelden?Õ.
Tot straf voor haar lastertaal werd ze opnieuw gegeseld en haar wonden werden
nu geschroeid met gloeiend ijzer, zonder dat een kreet van smart over haar
lippen kwam. Ook nu wordt ze door een engel genezen en treedt ze de volgende
dag de landvoogd in al haar schoonheid tegemoet. Als ze de landvoogd evenwel
verwijt dat hij als een duivel gelijk is wordt bevel gegeven haar te
onthoofden. Als gunst wordt door haar vader gevraagd en toegestaan dat die de
terechtstelling zelf mag uitvoeren. Op de gerechtsplaats aangekomen knielt ze
biddend neer en buigt daarna haar hoofd onder de uitroep: ÔVader, in uw handen
beveel ik mijn geest!Õ. Zo stierf deze maagd martelares op 4 december 306.
Terwijl Dioscorus en Marcianus op de terugweg zijn van de gerechtsplaats worden
beide beulen , of haar vader) door een bliksemstraal getroffen. De een werd
door het hemelse vuur weggeslingerd en van de ander werden zijn lichaamsdelen
weggeworpen. Velen zagen dit teken en ijlden naar de stad en lieten zich dopen.
Ôs nachts haalden enige christenen de overblijfselen van Barbara op om ze te
begraven. Later zijn haar kleren en beenderen als relikwie‘n verspreid geraakt.
Sindsdien is ze de beschermheilige tegen onvoorziene dood en hemelvuur.
Ze werd door haar heidense vader
in een toren opgesloten, vandaar dat metselaars en timmerlieden, architecten en
ingenieurs haar tot patroon kozen.
Aan
St. Barbara was in de middeleeuwen ook de wat ongewone en onvrouwelijke functie
van patrones van arsenaal en kruithuizen toegedacht. Dit naar de bliksemstraal
die haar vader trof. Vandaar dat ze door de bijgelovige betrokken werd tegen
bliksem en onverwachte dood en haar bescherming werd verwacht bij
oorlogsmateriaal. Het is de beschermheilige van soldaten. De kruitkamers op
Franse oorlogsschepen heten in dit verband, ÔLa Sainte BarbeÕ. Vandaar ook dat tal
van klokken die vroeger ook geluid werden om gevaren die aan bliksem verbonden
waren af te wenden met haar naam gedoopt zijn.
Volgens
een andere legende zou Barbara te Algiers in een klooster verblijven toen dit
bedreigd werd door de Vandalen die de stad verwoestten en last gegeven hebben
de ontplofbare stoffen, die ze in een crypte in de kloosterkerk had laten
brengen, te ontsteken zodat het gebouw met zoÕn hevige knal uiteensprong en
iedereen daaronder de dood vond, inclusief Barbara. Ze is dan ook patrones van
mijnwerkers, vuurwerkers, kanonniers en kolveniers. Karel V schreef onder
andere voor dat als de kogel in een geschut wordt gebracht niet alleen voor het
geschutmond het teken des kruizes wordt gemaakt, maar ook de H. Barbara
aangeroepen moet worden.
Ze
wordt staande afgebeeld en draagt op haar hand een toren met drie vensters. Dat
is de gevangenis waarin ze werd opgesloten. Oorspronkelijk had de toren maar
twee vensters, maar ze maakte zelf in haar gevangenschap het derde venster
erbij ter eren van de H. Drievuldigheid. Zo was ze patroon van de bouwkunst. Ze
wordt ook afgebeeld met een miskelk in de ene en de palm in de andere hand, het
zwaard aan de voeten en ter zijde van haar een toren. Dit zie je op het door
Memlinc uitgebrachte tekening van het beroemde altaarstuk in het St. Jans
hospitaal te Brugge.
Ze
wordt vooral aangeroepen als patrones van een zalige dood, om niet te sterven
zonder toediening van de H. Sacramenten.. Deze godvruchtige gewoonte werd meer
en meer verspreid door een wonder dat in 1448 te Gorcum plaats had. Er wordt
nl. verhaald dat in het huis van een zekere vleeshouwer, Henricus Kok geheten,
Õs nachts een felle brand ontstond en dat de vleeshouwer in het brandende huis
ging om een aanzienlijke som te redden. Hij werd bijna onder de brandende
balken begraven. In die nood riep hij, naar dagelijkse gewoonte, de H. Barbara
aan opdat hij toch eerst de heilige sacramenten der stervenden mocht ontvangen.
De heilige verscheen en leidde hem uit de vlammen. Henricus was overal gekwetst
en begaf zich zonder hulp naar het huis van zijn dochter, beval zich aan de
heilige Barbara, de heilige Laurentius en alle heiligen en ontsliep in de Heer
op haar feestdag, 4 december. Ook de berglui en schoorsteenvegers hebben haar
als patrones, eigenlijk alle gevaarlijke beroepen. Wordt aangeroepen blij
bliksemgevaar en daarom ook van klokken die het onweer verkondigen.
De
zwarte nachtschade, Solanum nigrum, is naar haar genoemd.
De
bloem die haar verzinnebeeld is een Cactussoort, C. pereskia.
De
kersenboom werd veel gebruikt als huwelijksorakel, een vruchtbaarheidsidee.
Hiervan stammen meestal de Barbaratwijgen van 4december, de door de meisjes
afgesneden takken die in water gezet werden opdat ze met Kerstmis in bloei
komen. Naar een oud gebruik heeft elke tak de naam van een vrijer. Van degene
die zijn twijg het eerst bloeit is de uitverkorene. Mochten de twijgen
onverhoopt niet in bloei komen zal het meisje dat jaar ook niet trouwen. Daarna
worden de twijgen bijeengebonden en op Onnozel kinderen dag slaan de jongens er
de meisjes mee die de slagen moeten vrijkopen met koeken, bier en brandewijn.
Een gebruik als verkwikken. Een gebruik uit het Joeltijdperk, het
bevruchtingstijdperk. De aarde schijnbaar slaapt, vergadert nieuwe sappen om
als de lente intreedt dit kwistig uit te delen. Het is een lebens rute.
De
meisjes van Silesi‘ en uit de Harz maakten wunschelruten van de zure
kersenboom, de sauerkirsche Prunus cerasus en van seringen. Ze sneden de takjes
op St. Andriesavond, 29 november, en plaatsten ze in water. Op Kerstdag zagen
zij de bottende bloemen en naar het getal en kleur bepaalden ze de komende
huwelijksdag.
Op de
vlakte van Rocour (provincie Luik) verheft zich de oude Barbara boom. Onder
zijn schaduw stond op 11 oktober 1746 Maurits van Saksen tijdens de veldslag
die hij tegen het leger der Bondgenoten die door Karel van Lorreinen werd
aangevoerd leverde en waar hij overwinnaar was.
Het Barbarakruid is naar een
heilige vernoemd. Zo naar St. Barbara,
omdat men het kruid nog kan plukken op de dag van St. Barbara, 4 december,
BarbaraÕs herb.
Sint Barbara gaat met haar wit
kleed naar het bal. Volgens deze Limburgse weerspreuk sneeuwt het meestal op 4
dec.
4 december, H. Osmond:
Germaans ans:
ÔgodÕ, mund: Ôbeschermer of voogdÕ.
Osmund
was afkomstig van het geslacht der graven van SŽez, Normandi‘, als zoon van Henry, hertog van SŽez, en
Isabella, dochter van Robert, hertog van Normandi‘ die de vader was van Willem
de Veroveraar. Met zijn oom of Willem de Veroveraar kwam hij in 1066 naar
Engeland en kreeg van hem het graafschap Dorset en werd zijn kanselier. Hij
assisteerde hem ook in de grote volkstelling die bekend werd als Domesday book.
1078 Langzamerhand voelde hij zich steeds meer aangetrokken tot de geestelijke
stand. Werd bisschop van Sarum door Gregorius VII en werd gewijd door Lanfrac,
de aartsbisschop van Canterbury rond 3 juni 1078 wat Dorset, Wiltshire en
Berkshire omvatte. Overleden op 3
december 1099, zijn overblijfsels kwamen naar Old Sarum, New Salisbury op 23
juli 1457, gecanoniseerd in 1457.
4 december, Anno de Heilige, (Anno II van Keulen)
Hij
was volgens sommige uit het grafelijke geslacht von Sonnenburg uit Zwaben,
volgens andere uit geringe stand gesproten. Dat rond 1010 te Altsteusslingen
bij Ehingen in Baden-WŸrttemberg. Hij was een geleerd, ijverig, maar tevens
zeer heerszuchtig mens. Hij was als kind zeer religieus, ging in Bamberg naar
de kloosterschool, werd er domschoolmeester en na 1046 als hofkapelaan aan het
hof van keizer Heinrich III die hij op zijn Hongaarse veldtochten begeleidde
van 1051 tot 1052. in 1045 werd hij stiftproost te Goslar en in 1055 werd hij
tegen zijn wil door de keizer tot aartsbisschop van Keulen benoemd. Zijn
werkzaamheden in de betrekking van kanselier van Hendrik III, de wegvoering van
de jeugdige Hendrik IV uit de nabijheid van zijn moeder Agnes en zijn invloed
gedurende de tijd dat hij als rijks bestuurder voor de laatst genoemde de
teugels van het bewind in handen had, dat alles behoort tot de geschiedenis van
het Duitse volk. Hij werd een van de grootse aartsbisschoppen van de stad,
stichtte het Benedictijnenklooster Siegburg, zorgde voor armen en stichtte een
ziekenhuis. Hij was betrokken in de strijd tussen paus Alexander 1 en de
tegenpaus Honorius 11. Hij plaatste zijn neef, Koenraad, te Trier als bisschop
ondanks de tegenwerpingen van hertog Thedoric. Koenraad werd vervolgens door
Theodoric vermoord. In 1074 werd hij voor een vrijwel geringe aangelegenheid,
hij had een schip van een koopman uit Keulen in beslag laten nemen, door een
opstand van burgers uit Keulen verdreven en trok zich Õs nachts te Neuss terug.
Zijn ridders sloegen de opstand met harde hand neer en zijn burgers hadden een
zware nederlaag te lijden, de straten waren verwoest en stil, 600 kooplieden
verlieten de stad. Anno kon terugkeren.
Wegens
de onberispelijkheid van zijn wandel als geestelijke, wegens zijn vaderlijke
zorg voor zijn aartsbisdom en wegens de kracht waarmee hij de kanker van de
simonie bestreed, de hervorming der kloosters bevorderde en tot de stichting
van nieuwe kloosters en kerken bijdroeg, werd hij heilig verklaard. Hij
overleed op 4 december 1075 in het door hem gestichte Sankt Michael te Siegburg
in Nordrhein-Westfalen nadat hij 5 jaren tevoren uit verdriet over zijn
verijdelde pogingen om alle simonie uit de weg te ruimen de
aartsbisschoppelijke waardigheid had neergelegd. Hij werd in 1183 heilig
gesproken. Patroon van Siegsburg, wordt aangeroepen tegen jicht.
Zijn
tijdgenoten zijn vervuld met zijn lof, zij noemen hem het kostelijk
edelgesteente, de bloem en het nieuwe licht van Duitsland. Uit de 13de
eeuw bestaat een vita ÔS. AnnonisÕ van Levoldus von Northof. Een eeuw eerder al
was er een Anno lied of de lofzang op de heilige Anno. Dit bevat 49 coupletten.
De dichter schildert het wereldlijk en geestelijk bestuur van de Heilige en
zijn ergernis over de ellendigheid der Duitsers die door binnenlandse
verdeeldheid zichzelf ten val brachten. Omdat hij dit niet veranderen kan wil
de vaderlandslievende man niet verder leven en sterft van verdriet over de
ondankbaarheid van zijn tijdgenoten.
Hij
wordt afgebeeld als bisschop of aartsbisschop met een kerkmodel, Siegburg.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/